Zetmeel - algemeen
Zetmeel (C6H10O5)n, is een complex koolhydraat dat dient als reserve voedsel voor zowel plant als dier. Al sinds de 17e eeuw weet de mens zetmeel uit planten te winnen voor allerlei nuttige toepassingen. De naam ‘zetmeel’ is te herleiden tot het proces waarbij fijngeraspte aardappelen op zogenaamde slemptafels werd uitgewassen en gezeefd. Het meel wat achterbleef gaf men de naam ‘zetmeel’ en werd na het bezinken handmatig uitgestoken om verder te worden verwerkt. De Duitse term ‘Stärke’ en het Engelse ‘starch’ slaan op één van de eerste toepassingen van zetmeel – het sterken (stijven) van doek en garen.
Voor de zetmeelwinning kunnen diverse gewassen worden gebruikt, zoals aardappelen, granen, maïs en tapioca. Aardappelzetmeel staat bekend om de unieke textuur, helderheid en neutrale smaak. Het gros van het aardappelzetmeel wordt verwerkt tot glucosestroop en zo’n 25% wordt gebruikt voor andere toepassingen in onder andere de levensmiddelenindustrie (snoepgoed, frisdranken) en bij de productie van papier, textiel en lijmstoffen.
Hoe kun je het gewas stimuleren meer zetmeel aan te maken?
Vorming van chlorofyl
Planten maken in tijden van overmaat zetmeelstructuren aan die in tijden van schaarste weer kunnen dienen als reserve. Het is dus van belang om gedurende het groeiseizoen de zetting en vulling van de opslagorganen te stimuleren. Aan de basis van een goede zetmeelopbrengst ligt de knolzetting. Tijdens het proces van knolzetting is het belangrijk dat de plant optimaal voedingsstoffen en vocht kan opnemen en dat de ontwikkeling van het gewas niet wordt geremd door (a)biotisch stress. De praktijk leert dat in deze periode vaak problemen optreden vanwege bijvoorbeeld te natte, te warme of te droge omstandigheden. Het kan dan voorkomen dat het gewas geremd wordt in de mineralenopname via de wortels. Een bladbemesting kan dan uitkomst bieden. Met name de elementen stikstof (N), mangaan (Mn) en magnesium (Mg) verdienen in deze periode extra aandacht om de productie van suikers en zetmeel middels chlorofylvorming goed op gang te houden.
Advies in dit stadium:
Bladtoepassing 3 keer - Optima Leaf-NPK+: 2 liter/ha + Optima Leaf-Mn+: 1 liter/ha + Optima Leaf-Mg+: 1 liter/ha (iedere 14 dagen)
Optimale vulling van de knol
Voor een goede knolvulling is een goede beschikbaarheid van kalium van essentieel belang. Kalium speelt een belangrijke rol bij het transport van suikers en de opbouw van zetmeel in de knol. Ook draagt kalium bij aan de kwaliteit en bewaarbaarheid van het te oogsten product. Voor aardappel is aangetoond dat kalium een belangrijke rol speelt in het voorkomen van ‘blauwgevoeligheid’, de blauwe plekken veroorzaakt door een te ruwe verwerking van de aardappel vlak na de oogst. De maanden juli, augustus en september vormen een belangrijke periode waarbij een aanvullende kalium-bemesting nog van grote invloed kan zijn op de uiteindelijke zetmeelopbrengst.
Advies in dit stadium:
Bladtoepassing 3 keer - Optima Leaf-K: 5 liter/ha (iedere 14 dagen)
Relevante producten
-
Bladvoeding
Optima Leaf-K
-
Bladvoeding
Optima Leaf-Mn+
-
Bladvoeding
Optima Leaf-Mg+
-
Bladvoeding
Optima Leaf-NPK+