De knolzetting is een cruciaal moment in de teelt van aardappelen. Het aantal knollen dat wordt gevormd bepaald immers in grote mate ook het latere knolgewicht. Er zijn veel factoren die het groeipatroon van aardappel beïnvloeden, en dus bepalend zijn voor de latere opbrengst. Door rondom de knolzetting het gewas optimaal te ondersteunen wordt een basis gelegd voor een optimale oogst.
Hoe kan het gewas ondersteund worden tijdens de knolzetting
Theorie over knolzetting (aardappel)
Nadat de moederknol (poter) een wortelgestel en loof heeft ontwikkeld gaat de aardappelplant over tot knolzetting. Afhankelijk van het ras, daglengte en de (weers)omstandigheden start de knolzetting 2 tot 4 weken na opkomst van het gewas. De knolzetting gebeurt in het ondergrondse stengelgedeelte tussen de moederknol en het bodemoppervlak. Uit de okselknoppen ontwikkelen zich ondergrondse stengels, ook wel aangeduid als wortelstokken of stolonen. Aan het uiteinde van deze stolonen bevinden zich de zogenaamde ‘tips’ die aan worden gezet tot celdeling en – strekking en vervolgens tot het opzwellen van deze cellen. Een aardappelknolletje is dus een verdikte ondergrondse stengel en maakt officieel geen onderdeel uit van het wortelgestel. Het succes van de knolzettingsfase is bij de aardappelteelt in hoge mate bepalend voor de uiteindelijke knolopbrengst.
Wat stimuleert de knolzetting?
Er zijn veel factoren die invloed hebben op de knolzetting, waaronder daglengte, (bodem)temperatuur en beschikbaarheid van water en nutriënten. De knolzetting wordt vroeg in het seizoen vooral getriggerd door de daglengte en bodemtemperatuur. Ieder aardappelras heeft een bepaalde ‘kritische daglengte’, een maat voor de gevoeligheid van een ras voor knolzetting onder invloed van daglengte. Raskeuze in combinatie met plantdatum speelt dan ook een belangrijke rol voor het moment van knolzetting. Een lage (nacht)temperatuur en hoge lichtintensiteit hebben een stimulerend effect op de knolzetting.
Wat remt de knolzetting?
In de aardappelplant vindt er een continue competitie plaats tussen energietransport en -opslag in zowel de vegetatieve als de generatieve plantorganen. De ondergrondse knolzetting wordt daarom geremd wanneer de focus uitgaat naar de ontwikkeling van vegetatieve plantendelen (loof). Een hoge waterbeschikbaarheid bevordert de groei van loof, en kan de knolzetting dus vertragen. Een (te) hoge stikstofgift stimuleert vooral de bovengrondse groei, en werkt dus nadelig op de knolzetting. Vooral bij late rassen is het van belang om de stikstofgift te matigen en meer te spreiden over het groeiseizoen, bijvoorbeeld middels bladbespuitingen.
Welke stoffen zijn nodig voor de knolzetting?
Tijdens het proces van knolzetting is het erg belangrijk dat de plant optimaal voedingsstoffen en vocht kan opnemen en dat de ontwikkeling niet geremd wordt door abiotisch stress of overbemesting. Een bladbespuiting met Optima Leaf-Amino rondom de knolzetting bevordert de eiwitproductie, waardoor het gewas minder hinder zal ondervinden van factoren die de knolzetting kunnen belemmeren. Met het gebruik van Optima Leaf-Trace wordt het gewas van belangrijke spoorelementen voorzien, waaronder ijzer, mangaan en zink. Veel spoorelementen zijn cruciaal voor een optimale ontwikkeling van bladgroen, en dus de fotosynthese. Later in het seizoen is het goed om enkele bespuitingen uit te voeren met Optima Leaf-K. Optima Leaf-K bevat kalium, welk essentieel is voor de waterhuishouding van het gewas, maar ook een belangrijke rol vervult bij het transport van de in de bladeren gevormde suikers naar de knollen.